Zuid-Afrika,
grote engerds
Bij
Zuid-Afrika denk je toch aan de zogenaamde “Big Five”: leeuwen, Kaapse
buffels, neushoorns, luipaarden en olifanten. Maar eigenlijk is dat niet fair
ten opzichte van de zebra: deze fotogenieke streepjescodes zijn zeker robuuster
dan een luipaard. Bovendien is de giraffe ook even over het hoofd gezien, maar
ach, die staat overal boven.
Deze
Big Five aanduiding zegt in feite twee dingen. Ten eerste: hij is onvolledig.
Ten tweede: hij is uitgevonden door een typische landrot. Want het
onderwaterleven wordt totaal niet meegerekend, en daar bevinden zich nog een
drietal andere “Big’s”. De eerste grote uit dit rijtje is de walvis en in
het bijzonder de Zuidkaper. Dit is een forse baleinwalvis, zo’n
klassieke bolle van ca. 20 m lang, die in de Zuid-Afrikaanse winter en
voorjaar (onze zomer en nazomer) naar de zuidkusten van Zuid-Afrika trekt om
jongen te krijgen. Oude plaatsjes aan de zuidkust getuigen van een verleden dat
op deze trek gebaseerd was: het zijn van oudsher walvisvangsthavens en Hermanus
is hier een mooi voorbeeld van. Er is nog veel te zien wat uit die tijd
herinnert. En de walvissen? Goddank zijn ze er nog steeds!
Met een
beetje geduld hoef je niet op een dansende boot, je maaginhoud offerend aan de
zeegoden en zwabberend en kokkend nog net een staart in de verte naar beneden te
zien gaan. Nee hoor, gewoon op de rotsen bij de baai van Hermanus en op een punt
wat daar “De Kelders” heet. Vaste grond onder de voeten, prettige
versnaperingen erbij en … je kijkt zo op de rug van een zuidkaper, nog geen
10m onder je! Nou denk je: okiedokie, set opbouwen en duuk’n maar! Foutje.
Punt 1 is het slechte zicht (plankton, daar komen ze ook voor!) en punt 2: er
staat een fikse stroming met dikke golven. Als duiker word je gereduceerd tot
een stuk wrakhout en zo voel je naderhand ook… En eigenlijk is er ook punt 3:
een reusachtige pitbullgup, beter bekend als de witte haai…
Gansbaai, Witte Haai Baai
Om praktische redenen
(om dit te kunnen navertellen o.a.) moet je dus nu wel op een boot, en áls je
gaat duiken moet je dus in een kooi. Juist.
Citaat uit “Jaws”: “Cage goes in the water, you go in the water, shark is
in the water… Fare well and adieu to you all Spanish ladies…” Tsja,
áls je sowieso het water in komt…
Al dit zat ik te overdenken in een prettig onderkomen nabij Gansbaai. Omdat we
zomervakantie hebben, zitten we dus hier in de Zuid-Afrikaanse winter. Juist. En
gezien de zuiderbreedte zitten we niet zo ver van de “Roaring Fourties” af.
Nee. Met andere woorden het is dus Vliegende-Hollander-weer. Al dagen eigenlijk.
Als je in de buurt van de zee waagt, waai je zó uit je broekspijpen. De golven
zijn tot indrukwekkende hoogten opgezwiept en morgen gaan we dus óp een boot,
jawel, naar de haaien.
Normaal hoef ik niet zo vaak plassen, maar nu ineens wel. Nou ja, alles wat nu
komt, komt niet in het trilaminaat. Via een organisatie die “shark trips” of
“shark safari's” organiseert, komen we in Gansbaai, waar de boot al klaar
ligt. De schipper heet André Hartman (héééé, die ken ik van de National
Geographic!) en hij kijkt bedenkelijk. No wonder, want de boot is a. niet zo erg
groot en b. moet zich door een enorme “surf” heen worstelen: de golven zijn
4 tot 6m hoog! Jezus, als dat maar goed gaat… Ja en nee. Ja, omdat ik maar 25
blauwe plekken opliep, niet van boord af ben geslingerd en ook niet zeeziek werd
(ik at gewoon een broodje, de rest aan boord was wel zeeziek, dus at ik nog méér
broodjes, zeelucht maakt hongerig). Nee,
omdat de schuit zo slingerde dat je net zo goed kon filmen in een wasmachine.
Dick was dan ook niet zo blij, bovendien was-ie erg wit. Broodje?
(Beu-eu-eu…).Onderweg kregen we twee keer pech: eerst kwamen we met de ene
schroef vast te zitten in de liaanachtige kelp en toen verloren we de andere
schroef door de stroming en de golven. Juist. Met heel veel pijn en moeite
bereikten we de Dyer Islands, fameus om z’n zeeleeuwen- en haaienpopulatie. In
principe is het zo: daar waar gematigd warm tot koud water is en waar zeeleeuwen
zijn, moet je oppassen want daar is ook de beruchte witte haai. Die leeft van
jonge, zieke, oude en dode zeeleeuwen. Mensen staan in principe niet op het
menu. Maar het enige waarmee een witte haai z’n vergissing kan constateren is
z’n gebit en dan is het voor de duiker al betrekkelijk laat…
Daarom wordt er gedoken in een kooi, d.w.z. áls er wordt gedoken. Vanwege de
hoge golven moesten we in ondieper, beschutte water ankeren. Normaal komen de
haaien hier niet veel. Er word aas uitgezet, zgn. “chum”, een onwelriekende
visbrij met visolie. God, wat een lucht, wie nog niet beroerd is wordt het nu
wel.
Er is hier in de loop van de tijd door bekende en minder bekende geleerden veel
onderzoek gedaan naar de witte haai. We zijn daardoor veel te weten gekomen,
maar er zijn net zoveel vragen weer bijgekomen. We weten wat ze eten en waar ze
de voorkeur aan geven, maar we weten niet precies hoe oud ze worden. Men schat
rond de 30-40 jaar, de meeste worden niet ouder dan 20 jaar. Een haai groeit
altijd door, dus mag je aannemen dat grotere exemplaren ook een stuk ouder zijn.
Zo wordt hier gesproken over de “Diveboat”, een supergrote vrouwelijke haai
van 7,5m lang. Men heeft geprobeerd haar te vangen, maar ze bleek gewoon te
sterk. Over de voortplanting is ook niet zoveel bekend, behalve dat ze
levendbarend zijn. Maar wanneer een wijfje precies geslachtsrijp is weet men
niet, men schat rond de 5 tot 7 jaar.
Wanneer het zeeleeuwenseizoen ten einde loopt, trekt het merendeel van de haaien
weg naar open zee. Men probeert d.m.v. chips die onderhuids worden aangebracht
(een heel lastig karwei…) hun migratiepatroon per satelliet vast te leggen. Eén
ding is wel opvallend: tot dusver nam men aan dat deze haai koudbloedig was,
maar dat is niet het geval! Hun lichaamstemperatuur ligt 5 tot 10 graden hoger
dan die van het omringende water. Dat betekent dat ze dus niet zo’n hele lage
stofwisseling hebben als tot dusver werd aangenomen. Verder kent men inmiddels
individuele exemplaren (d.m.v. rugvin- en staartvinkenmerken) die elk jaar een
vast patroon zwemmen en bepaalde exemplaren zijn niet te beroerd uit het water
te springen om iets te grijpen. Ze kunnen hierbij tot spectaculaire loopings
komen.
Na zo’n anderhalf uur overpeinzingen en zwabberen aan de ankerketting kwam de
eerste haai, vlak daarna gevolgd door een tweede Ze zijn toch wel overtuigend
groot: bovenwater zijn ze al zo’n dikke 5 m lang en onderwater zijn ze nog een
kwart groter ook… Ik hoefde echter niet verder te rekenen want schipper André
was onverbiddelijk: het was “baie gevaarlik” en dus ging de kooi niet
te water. Balen. Maar hij had wel gelijk: er stond een enorme stroming, we
hadden slecht zicht en de vette golven deden de rest. Te link dus. Je kon al
amper bovenwater fotograferen, laat staan onderwater. Okee, als je overtuigend
vertelt dat de grijze vlek op de foto een witte haai is en als iedereen de bril
bij zich heeft, dat ziet iedereen met veel goede wil dat het een witte haai is.
Maar de enige haai die ik redelijk heb kunnen fotograferen was een “bronze
whaler” (een soort rifhaai) want die lag tenminste stil (in de aasbak…).
Maar goed, ik heb ze dus echt gezien. De witte haai, twee stuks en redelijk
groten. Ondanks alles zagen ze er overtuigend uit, groot, majestueus, sterk en
met die grote ronde zwarte ogen. De terugtocht was niet te beschrijven. De wind
was aangewakkerd tot storm en de golven joegen zowat over de boot. Je moest je
écht aan alles en nog wat vasthouden, alles vastsjorren en uit de buurt van het
kombuis blijven, waar keukengerei zich met maaginhouden vermengden in de lucht.
Was dit het allemaal waard?? Een volmondig JA! Het was een avontuur van jewelste
en nu mag ik van mezelf een haaien T-shirt kopen…
Sodwana Bay, Natuurgebied en Koraalriffen
Als je iets
minder woeste avonturen wilt, is dit een prima bestemming. Hoewel: na 3 uur
hotsebotsen over een Godserbarmelijke weg, dwars door de bushbush…
Maar dan kom je uiteindelijk bij een droomresort met prachtige houten en
rieten huisjes op palen. Zó
uit Out of Africa! En er is een heerlijke keuken!
Want we kunnen wel over vissies praten, maar vissies eten is ook heel prettig op
z’n tijd. Het resort beschikt over een prima geoutilleerde duikbasis. De
volgende dag gaan we dan ook vroeg op pad. Sodwana Bay ligt in een beschermd
natuurgebied, dus moet je wel een soort entrée betalen, maar omdat we in het
resort zitten, is dat al verrekend.
Er wordt gedoken vanaf het strand, met grote rubberboten waar zo’n 10 tot 12
personen op kunnen. Het erin komen en dwars door de branding (2m hoog!) knallen
is weer een raft-achtig spektakel. Just
cling tot the boat. De ultieme massage voor je billen dus… De riffen
hier hebben weinig poëtische namen als “Seven Miles Reef” (erg mooi),
“Five Miles Reef” en “Three Miles Reef”, al naar gelang hoever ze uit de
kust liggen. Het betreft hier de zuidelijkste koraalriffen van de wereld. De
watertemperatuur is gematigd, tussen de 22 en 25 graden in. Softkoralen zijn er
niet zoveel, maar wel steenkoralen en lederkoralen. Verder zie je veel vis,
koraalvissen uit de Indische Oceaan maar ook endemische vissen uit de gematigde
wateren hier, dan wel vissen uit de koudwaterzone. En dat maakt het boeiend, die
vreemde mix van tropische en koudwatervissen. Het zijn leuke duikstekken. Er is
van alles te zien: vreemde schelpen, grote murenes, de onvermijdelijke gele
zeebarbelen (in grote scholen) tot typische, voor ons onbekende soorten. Haaien
hebben we niet gezien, maar ze schijnen hier regelmatig voor te komen. Wat hier
ook regelmatig voorkomt zijn bultruggen en die hebben we wèl gezien!
Fantastisch, zowat direct bij de boot, eerst een duo en later een trio. Wie had
dat gedacht, met een beetje mazzel zie je zo al vanaf het strand “breachen”,
of springen. De bultrug “breacht” vaak en geldt daarom als de acrobaat onder
de grote walvissen. Als zo’n 20m lang en 30 ton zwaar geval in het water
ploft, hou je dan echt maar goed vast!
Wie hier wil duiken kan ik aanraden om wat conditie te kweken van te voren,
gezien het feit dat het er vaak ruig aan toe gaat: dansende boot, hoge golven en
een fikse stroming af en toe (en dientengevolge niet altijd goed zicht!). De
terugweg was helemaal een feest: recht op het strand af, vól gas en zó de
beach opstuiven met de complete reutefleut. Tip: ga dus nooit voorin de boot
zitten, want dan krijg je de hele duikgroep en equipment over je heen, of je
stuitert tijdens de landing overboord…
Aliwal Shoal en Protea Banks
Bovengenoemde riffen
liggen in de buurt van Durban, aan de zuidoostkant van Zuid-Afrika. Voor mooie
koraalformaties moet je hier niet komen. Het is hier redelijk zanderig tot
zo’n 30-35m diep. Vlak voor de kust liggen ‘versteende zandbanken’, een
soort rotsachtige formaties, spaarzaam begroeid met een soort korstmosachtige
wieren en vreemde sponsachtigen. Er is hier veel ‘kleinvis’: een soort grote
sardien-achtige vissoort. Maar daar duiken we niet voor. This
is the place of the Ragged Tooth Sandtigershark. Kortweg “raggies”.
Het betreft hier een grote robuuste haai van zo’n 3 tot 4m lang. Hij is
bruinig van kleur met donkere vlekken af en toe en een lichte onderkant . In
deze tijd komt hij bij bosjes bijeen. Bosjes haaien??? Ja ja, een trosje
olifanten zeker. Het rook wel erg naar Broodje Aap…
Nee,
echt waar, we zouden ze wel zien. Een grote duikbasis bij Amenzimtoti Beach
organiseerde duikexcursies. Nou, wij mee dus! Er ging een bekende mee: Andy
Cobb, een beroemd marinebioloog, die vooral bekend staat om z’n onderzoek naar
zandtijgers. Ik probeerde wat te vragen, maar hij was net zo spraakzaam als een
doopvontmossel. Okee. Dan niet gezellig. Om er te komen was weer het bekende
(rampzalige) liedje: maar nu wel een uur hotsebotsen in een grote rubberboot en
van die vette golven. Cool. Ja, dat was het zeker, door die harde wind. We
werden ondertussen schamper bekeken in onze trilaminaatjes (de echte binken
doken nat), maar al na een half uur blauwbekken in die hotsebotsboot lachte men
niet meer. De gezichten stonden nu bepaald ernstig. Andy Cobb straalde net
zoveel emotie uit als een blok graniet. De ultieme zeerob. Hij dook overigens
ook net als een blok graniet: hij was sneller beneden dan zijn eigen lood.
Terwijl mijn oren nog luid aan het protesteren waren, lag hij al op de bodem.
Gelukkig kon ik hem via de bellenstroom traceren. Zogauw Cobb echter de eerste
referentiepunten (bepaalde rotsformaties) op de bodem zag, speerde hij er in de
turbo vandoor. Great. Het was geen sinecure om hem te volgen met de camera’s.
Bovendien stroomde het hier als een gek, je bril staat te trillen op je gezicht!
God, wat een gefiets zeg!
Na 10 minuten ontzettend hengsten kwamen de zandtijgers in beeld. En inderdaad,
10, 20 in groepen. Ze lagen traag en lethargisch bijeen en verroerden bijna geen
vin. Het is niet eerlijk, ik flipperde me het apelazarus en moest me aan de
rotsen vastpakken om niet naar de Seychellen te waaien. Om over Dick maar te
zwijgen, met z’n grote camera-ombouw…
De reden dat al die zandtijgers hier zitten is omdat het nu (juli-augustus)
paaiseizoen is. Ze komen dan in grotere scholen bijeen en eten nauwelijks door
hun veranderde hormoonspiegel. Door speciale stoffen die afgescheiden worden in
hun lichaam vermindert de agressiviteit jegens elkaar. Niet dat zandtijgers
gevaarlijk zijn. Maar door hun woeste voorkomen worden ze meer dan eens vals
beschuldigd van mensen eten. Ik moest ook eerlijk toegeven: ze hebben bepaald
een grote bek met enorme tanden. Die zijn zó lang
dat ze hun bek niet eens kunnen sluiten! Maar het zijn niet de beruchte
driehoekstanden, maar lange spitse tanden, geschikt om vissen mee vast te
grijpen, niet om stukken uit grote prooien te happen. Niet dat ik daardoor
geruster werd hoor, vooral niet toen ik ‘klem’ gezet werd door een rots en
een drijvende zandtijger. Waar is Dick?? Waar is de rest??? Okee, kalm. Ze zijn
niet boos, hebben geen honger en ik kon me niet voorstellen dat ik in mijn
paarsroze trilaminaatje, met m’n gele motormarientje en enorme luchtbellen een
begeerlijke partner was. Bovendien was het een zandtijgerin. Om los te komen
moest ik haar zelfs iets opzij duwen en in tegenstelling tot wat ik verwachtte
vond ze dat wel best. Maar er zat niet veel aaibaarheidsgehalte aan het grote,
ruwe dier. Niettemin zien ze er prachtig uit met hun kleine priemoogjes, de enigszins
afgeplatte kop en hun robuuste lijf. Om te kunnen zweven schijnen ze lucht te
happen aan de oppervlakte, een teveel laten ze boerend er weer uit! Zandtijgers
zijn levendbarend en krijgen één jong in de regel. Deze heeft z’n broers en
zusters in de baarmoeder reeds verorberd. Een gezinsleven is aan hen dus niet
besteed. Zodra het jong geboren is, is de band met de moeder verbroken. Hoe oud
deze haai wordt en of ze ook een constante en hogere temperatuur hebben is mij
niet bekend. Deze informatie heb ik aan Andy Cobb onttrokken via een
doorgewinterde mondelinge examentechniek, die ik mij in de loop van de tijd heb
eigen gemaakt. Is dat toch nog ergens goed voor…
De
terugreis was wederom geweldig. Je kunt je geen grotere cowboy voorstellen dan
de schipper. Dick heeft zo’n 15 min. in het water gehangen, zó in ’t wild,
voordat hij opgepikt werd! Overigens: duiken met zandtijgers is niet helemaal
ongevaarlijk omdat zich tussen deze haaien vaak ook zambesi-haaien bevinden en
die zijn meer dan beroerd. Groot, robuust en nu wel met de ‘verkeerde’
tanden: witte driehoeken… Ze zijn dan ook verantwoordelijk voor de meeste
haaienaanvallen hier, waar vaak zandtijgers en vooral witte haaien de schuld van
krijgen.
Al wachtend op de boot zweefde er een grote albatros over me heen. Geweldige
vogel! Even vergat ik wat er wel eens onder mij kon zwemmen… (ook ik dreef
geruime tijd voordat ik werd opgepikt!). Een paniekerige Amerikaan (waar kwam
die nou vandaan????) bracht me in de werkelijkheid (hij zou later bij de boot de
pocket van m’n jacket nog kapotscheuren, omdat hij er eerder in wilde dat ik,
terwijl hij niet eens bij de groep hoorde…). Tip: ik had dus wél een
decoballon bij me, want anders kon ik waarschijnlijk naar huis zwémmen! Toen ik
eindelijk in de boot zat (lees: hing) stoven we weer over het woeste water
terug. De kust kwam Goddank in zicht en ik zette me helemáál schrap: met een
enorme vaart, vol gas, stoven we het strand op. Het gebeurde zo onwijs, dat de
schroeven van de motor afbraken. Dick kukelde bijna in een dubbele axelflip van
boord. En ik was net als de schroeven, tot op het bot afgebroken. Ik heb drie
dagen haast niet kunnen zitten, lopen, liggen enz. van de rugpijn. Maar goed. De
cruciale vraag: was het dit allemaal waard?? Ja. Dubbel en dwars (waarbij opgemerkt
moet worden dat vaak gezegd wordt dat wij niet goed wijs zijn, totaal
duukdebiel). Stel je voor, zonder kooi, tussen de zandtijgers, het was een
geweldige ervaring. En dat geldt voor heel Zuid-Afrika, ook bovenwater (we
hebben een ongeluk overleefd en zijn aan een olifantenaanval ontsnapt, maar
goed…). Al met al was het het butsen en blutsen wél waard!
Dick
Speelman & Brigitte ten Voorde
Juni 2000