Vier seizoenen in een meer
In de diepere meren waarvan het water stilstaat, de zogenaamde stagnante wateren, kennen "thermische stratificatie". Thermische stratificatie is een mooi woord voor lagen water met verschillende temperaturen. Dit zul je ongetwijfeld wel eens gevoeld hebben als je in de zomer in Bussloo of de Groene Heuvels beneden de 4 à 5 meter duikt. En..... wie goed heeft opgelet, heeft dit ook wel eens gezien!
Dichtheid van water
Stratificatie is direct
het gevolg van de dichtheid van water bij temperaturen die op
dat moment heerst. De dichtheid van water bij verschillende temperaturen kan
worden weergegeven in een grafiek. Wat we zien is dat de dichtheid van water het
grootst is, dus ook het zwaarst is, bij 4 graden. Hierboven of hieronder is
water lichter. Water van 4 graden zal dus altijd de onderste waterlaag zijn
(daarom is het op de bodem ook altijd zo koud) Voor zout water, welk en andere
samenstelling heeft ten opzichte van zoet water, is de dichtheid het grootst bij
–1 graden. Als gevolg van deze eigenschap is een meer onder te verdelen naar
de seizoenen.
Het Voorjaar
In
het vroege voorjaar, na het verdwijnen van de
ijslaag (als die er is geweest), zal de temperatuur van het
water geleidelijk gaan oplopen. Bij een temperatuur van 4 graden zijn de dichtheidsverschillen tussen het water dat zich op de bodem
van het meer en de oppervlakte bevindt, op dat moment erg
klein. De wind kan bij geringe dichtheidsverschillen grip krijgen op het
hele meer en en zo de hele
waterkolom gaan mengen. Deze menging van waterkolom treedt op in
het voorjaar en noemt men lentecirculatie. Deze lentecirculatie houdt
stand totdat de temperatuur nog verder gaat toenemen en er weer verschillen in
dichtheden ontstaan.
In de herfst daalt de
temperatuur, het water wordt kouder en de dichtheid van de bovenste waterlaag
neemt geleidelijk weer toe. Dichtheden van de verschillende
waterlagen worden langzaam maar zeker weer gelijk. Als gevolg hiervan zakt de
spronglaag naar de bodem en de barrière wordt opgeheven. De wind kan nu het
hele meer weer mengen. Deze toestand noemt men herfstcirculatie.
Tijdens deze periode treedt ook vaak een algenbloei op. Voedingsstoffen die in
de zomer onbereikbaar waren geworden kunnen nu weer door de gehele waterkolom
worden verspreidt en beschikbaar komen voor algen. Dat een spronglaag een
werkelijke barrière vormt, blijkt dat sommige kleine organismen hier niet
doorheen kunnen zwemmen. De spronglaag is soms ook te zien doordat er een dunne
laag van zweefvuil en fijn stof op ligt.
De Winter
In
de winter zal de buitentemperatuur gaan dalen en daarmee ook de
watertemperatuur. Wanneer het gaat vriezen en de bovenste
waterlaag ijs wordt, is er in de waterkolom een
omgekeerde stratificatie waar te nemen.
Het koude water van 0 graden bevindt zich nu bovenop de warmere laag
van 4 graden. Door de aanwezigheid van ijs op het water
zorgt ervoor dat de wind geen grip kan krijgen op de waterkolom. De watermassa
onder de ijslaag vormt
een vrijwel bewegingsloos stabiel systeem. Deze toestand noemt men winterstagnatie
en blijft deze toestand houden totdat de ijslaag weer
verdwijnt
Tot slot
Afhankelijk van de breedtegraad kunnen er verschillende
stratificatietypen voorkomen. In koelere gematigde streken, als Nederland en op
grote hoogten in de subtropen, zal twee maal een circulatie voorkomen. Arctische
gebieden, bergstreken en warme regio’s met een zeeklimaat, kennen maar 1
circulatie. Rond de evenaar is het water altijd in beweging of er is zelden of
een onregelmatige waterbeweging. Behalve de klimaatzone waar men zich bevindt,
is ook nog de hoogte, de vorm van het meer en de oppervlakte/volume verhouding
van belang voor het bepalen van het stratificatietype van belang.
Charlotte van Lemel