Bufo Bufo
Pad op Pad
De eerste
voorjaarsbodes hebben zich al kenbaar gemaakt. De kleine gele bloempjes van het
speenkruid en klein hoefblad genieten van de prille voorjaarzon en in de tuin
staan de krokussen in volle bloei. Terwijl het water langzaam aan het opwarmen
is ontwaakt de Gewone pad uit een diepe winterslaap. Een koele kikker als de pad
is kruipt hij naar waterkant, en verdwijnt daar onder het wateroppervlakte om
daar zijn liefdesspel te bedrijven. Een bijzonder liefdesspel om eens onderwater
te bekijken.
De Gewone pad of Bufo Bufo
is in Nederland een algemeen voorkomend diersoort. Een soort die overigens niet
alleen in Nederland voorkomt, maar ook in andere delen van Europa, Amerika en
delen van Azië en Afrika.
Padden zijn koudbloedig en net als ander amfibieën zijn ze niet in staat
zichzelf te warm houden. Hun
temperatuur wisselt voortdurend en om zich te beschermen tegen de kou of de
warmte zoeken ze beschutte plekken op. De meeste padden zijn landdieren, maar ze
leven wel in donkere en vochtige plekjes. In het voorjaar trekken ze eenmalig
naar het water om zich daar te gaan voortplanten.
Paddentrekjes
De pad ziet er met zijn
plompe lichaam en droge, wratachtig huid weinig aantrekkelijk uit. Echter met
door hun opmerkelijke kenmerken als korte poten, lange tenen met zwemvliezen en
fraaie oranje getekende ogen krijgen ze toch een bepaalde aantrekkingskracht.
Vrouwtjes zijn van mannetjes te onderscheiden doordat ze groter zijn. Vrouwtjes
kunnen zo'n 15 cm groot worden terwijl het mannetje in niet groter wordt dan 8
cm.
De pad is een nachtdier en zal zich overdag verborgen houden in een holletje
onder de grond, onder een steen of in een hoop met bladeren. Pas tijdens het
invallen van de schemering verlaat hij zijn schuilplaats om te gaan jagen. Hij
beweegt zich voort door te lopen en alles dat hij op zijn weg tegenkomt en op
zijn menukaart staat eet hij op. Heel even heeft hij oogkontakt met een worm,
spin, slak of ander insect, waarna het door de razendsnelle kleverige tong
gevangen en verorberd wordt. De pad is op zijn beurt weer een lekker hapje voor
slangen en vogels als de reiger. Om zichzelf te verdedigingen maakt hij gebruik
van de gifklieren, de paratoïden, die zich achter de ogen bevinden. Daarnaast
zal hij zich groot proberen te maken door hoog op de poten te gaan staan.
Hartstochtig
In de winter zoekt de pad een plek om zijn winterslaap te houden. Hier zal hij
zich de hele winter verborgen houden om pas in het voorjaar weer uit te
voorschijn te komen. Hoewel de pad gedurende zijn leven alleen leeft zoekt
hij eens per jaar in de lente het gezelschap van andere padden op… om zijn
paddenhartstocht te volgen. Vanaf half
maart, als de watertemperatuur een graad of 7
graden is, begint de paddentrek.
De padden verzamelen de padden zich massaal elk jaar in dezelfde poel.
Daarbij kiezen ze dan bij voorkeur de poel waarin ze geboren zijn. Zo kan
het zijn dat ze daarvoor auto- en zelfs spoorwegen moeten oversteken, met gevaar
voor eigen leven.
Het kleinere mannetje zoekt naar een vrouwtje met een dikke buik en klimt op
haar rug. Hij houdt zich met zijn voorpoten onder haar oksels vast en laat haar
voorlopig niet meer los. Het vrouwtje draagt zo het mannetje naar de paaiplaats.
Als het vrouwtje er klaar voor is perst ze de eisnoeren naar buiten en
bevrucht het mannetje de eitjes met zijn sperma.
In april worden de gelatine - achtige eisnoeren afgezet, dit gebeurd met
duizenden tegelijkertijd. Sommige eisnoeren kunnen wel een lengte van 3 meter
krijgen. Het afzetten van de eisnoeren vindt plaats in de oevervegetatie, tussen
bijvoorbeeld rietstengels.
De larven komen na ongeveer 10 dagen uit en zijn herkenbaar voor ons als
kikkervisjes. Vooral in de meimaand vormen de kikkervisjes vaak grote zwermen in
de ondiepe waterlagen. Pas in juni, ongeveer 2 maand na het uitkomen, ondergaat
het kikkervisje zijn laatste gedaanteverwisseling. De kieuwen verdwijnen en
daarvoor in de plaats krijgt hij longen. Er ontstaan kleine voor- en achterpootjes.
De kikkervisjes zijn nu zover ontwikkeld dat ze als kleine padjes te herkennen
zijn. Ze zullen zich dan voornamelijk langs de oevers verder ontwikkelen tot
volwassen padden.
Charlotte van Lemel